donderdag, maart 29, 2007

Oh
Ik was gehaast. Het was al kwart over zeven, de zon ging onder. Mooi zicht overigens, maar geen tijd om het te bewonderen. Ik kwam van het werk, de file op de Brusselse ring was meegevallen. Ik moest nog een kwartier rijden, maar de brandstof was op. Damn. Doorrijden? Nee, Katrien niet doen, op is op, en dan sta je daar. Oké, tanken dan maar. Man, waarom maak ik toch privé-afspraken om halfacht op een werkdag? Ik wéét toch dat ik dat bijna nooit haal? Ik wéét toch dat ik dan moet rushen? En ik rush niet graag! (Om u voor te zijn, nee, ik weet nog niet hoe het moet als Pien er is en ik die om halfvier van school moet ophalen !)
Ik ga tanken. Het is uiteraard druk aan het tankstation. Ik moet aanschuiven. Grrr. Ik sta achter een zwarte auto met Nederlandse nummerplaat. De chauffeur stapt nog maar net uit. Hij neemt een plastic handschoen en trekt die aan. Ik heb nog niemand ooit zo'n handschoen weten gebruiken. Ik heb me altijd al afgevraagd of iémand die gebruikt. Blijkbaar wel. De man gaat terug in zijn auto zitten en neemt de sleutel. Hij draait z'n benzinedop open. Hij kijkt me aan, ik voel me bekeken. Met mijn rechteroog kijk ik op het klokje op het dashboard. Ik verlies tijd. Ik kom niet graag te laat. Ik haat telaatkomers. Hij stapt op mijn auto af en even slaat een schrik me om het hart. Hij tikt op mijn raam. Ik doe aarzelend open. Hij vraagt of ik LPG moet hebben. Ja, dat moet ik hebben. "Oh, dan ga ik even aan een andere ténk ténken, dan hoeft u niet te wachten."
Ik ben sprakeloos. Ik dank de man stamelend. De kerkklok luidt één keer wanneer ik bij mijn afspraak arriveer. Keurig op tijd.

woensdag, maart 14, 2007

Negentig
We blazen met z'n allen dagelijks miljoenen en miljarden fijne stofdeeltjes in de lucht. Dat doen we al jaren zo. U en ik. En iedereen. Af en toe laat de aarde es grondig merken dat ze 't niet meer tof vindt. En dan lijkt het alsof ze heeeeel hard met de schouders gaat schudden, alsof ze wil zeggen: ga er nu es eindelijk allemaal af ! Laat me gerust ! En dan denkt de wereldbevolking dat het 'gewoon' een tsnunami was. Dan storten we met z'n allen een bijdrage, en we pinken misschien een traan weg bij 't zien en horen van dieptreurige verhalen, maar dan gaan we verder. Ook al vinden we 't met z'n allen oprecht erg. Maar 't is zo ver weg, dus wat meer kunnen we doen?
Goed, de stofdeeltjes dus. Die blazen we in de lucht met onze auto's, moto's en vrachtwagens. En de industrie, ja, die zal ook wel niet helpen. Maar we komen er mee weg, ongestraft. Want de wind blaast ze gewoon weg. Het milieu, de aarde, lost het weer voor ons op. Maar deze dagen niet. Geen wind, mooi weer, dus het blijft hangen. En dat is niet eens zo slecht voor 't milieu (wordt gezegd), het is vooral slecht voor ons, want we krijgen er kanker van. Misschien is dat ook een manier van 't milieu om aandacht te vragen. En dan nog is er geen kat die negentig reed vandaag. Ik werd zelfs door vrachtwagens voorbij gestoken. Auto's toeterden, knipperden met hun lichten, want in vierde versnelling van Antwerpen naar Brussel rijden, is blijkbaar not done. Tien minuten later dan gewoonlijk kwam ik op kantoor vandaag. Collega's waren er al, want "allez, negentig per uur, hoe belachelijk !" Als dat alles is wat we voor de aarde moeten doen, is dat dan echt zoveel gevraagd? Zijn we niet allemaal heel erg dom bezig?

maandag, maart 12, 2007

Geluk
We hadden geluk, we stellen het goed. Het vruchtwater heeft de schok opgevangen, de placenta is niet gelost. We komen er met de schrik vanaf, zoals de mensen dan zeggen...
Split second
Vrijdagnamiddag, 17 uur. Regen. Veel regen. Harde regen. Oprit van de autosnelweg. Een bocht. Natte witte lijn. Winterband raakt de lijn. Auto slipt. Ik probeer de wagen onder controle te krijgen en even lijkt het te lukken. Nieuwe bocht. Nog steeds regen. Felle regen. De wagen slipt naar de andere kant. Ik besef ten volle wat er gebeurt. Ik kan niks doen. Ik ben verlamd. Ik rem, ik kijk recht voor me uit. Volle concentratie. Niks anders telt. Mijn hart bonkt in mijn keel. Door mijn hele lijf. Ik weet wat er komt. Ik hoop. De oprit is nu achter me, ik stuif de snelweg op. Vrijdagnamiddag, 17 uur. De wagen tolt. En nog es. Antwerpen ligt voor me, Antwerpen ligt achter me. Ik kruis alle rijstroken. Ik nader de betonnen vangrail. Ik denk aan Pien. Pien is alles waar ik aan denk. De vangrail draait rond me. Hij wil me niet loslaten. Het is onvermijdelijk. Ik kan niks doen. Ik ben machteloos. Ik knal er tegen. De auto stopt met tollen. Ik krijg een klap, de veiligheidsgordel spant rond mijn buik. Regen. Vrachtwagens naderen, remmen piepen. Lawaai. Ik denk aan Pien. Twee rijstroken worden vier. Iedereen wijkt uit. Iedereen nadert. Pien.