dinsdag, juli 24, 2007

Zes weken oud
Wat moet een mens daar mee ?

Twee jaar geleden was ik een maand lang in Afrika. In Tanzania. Ik had er een schitterende tijd, tenminste, zo voelt het achteraf. Op het moment zelf had ik vooral een zware tijd. Ik werkte veel en lang en ik sliep weinig en slecht, maar ik heb er dingen gezien en beleefd die een diepe indruk nalieten. Zo zag ik er kinderen, met niets anders dan een moeder. Geen kleren, geen huis, geen bedje, geen luier, niet eens zo gek veel liefde. Ik zag er kinderen van elf, met al een baby op de arm. Ik zag vrouwen die gingen jagen, en hun baby in het 'dorp' achterlieten, in hun 'hutje'. Dat hutje was in werkelijkheid niets meer dan een stuk of twintig takken, bovenaan vastgebonden. Niets meer dan een omgekeerd vogelnest eigenlijk. Net genoeg om de ergste hitte buiten te houden, en als bonus ook de roofdieren. Mama ging jagen, baby lag in het vogelnest, te huilen, tot mama terug kwam.
Wat moet een mens daar mee? Dat vraag ik me af. Ik word attent gemaakt op het belang van een aerosleep-matras, want dat geeft het minste kans op wiegendood. En er waren ongeveer twintig varianten van parkbekleding die ik mooi vond. En de kinderwagen kost een maandloon. En ik ren naar de pediater omdat mijn zoon uitslag heeft, wat dan muggenbeten blijken te zijn. En er hangt een mobiel boven zijn park dat Mozart-deuntjes speelt, en ook Bach en Beethoven. En die mobiel heeft zowel zwart-witte vlakken als gekleurde, want dat is het best voor de ontwikkeling van ik weet niet meer wat. En dan zit ik hier te kijken naar de kinderwagen, naar de mobiel, naar zoveel fleece en pluche en felle kleuren en de steriele flesjes, en dan denk ik aan het kind in de hut van de Hadzabe in Tanzania, en ik vraag me af, wat moet ik hier nu mee?
Natuurlijk !
Ik was op wandel, het was een zomerdag, Frits sliep in zijn hippe kinderwagen. Ik liep voorbij een speeltuin. Grote vakantie, dus een drukke speeltuin. Ik ga even zitten, want ik heb al een eind gewandeld. Ik zie drie broers op de glijbaan spelen. Hun moeder vraagt aan de twee oudsten om de jongste te helpen. "Jaaahaaa." Ze draait haar rug nog maar, en de twee rennen al terug naar boven om nog es te glijden, terwijl het kleinste kereltje de trap niet op raakt. De treden staan te ver uit elkaar voor zijn nog kleine beentjes. De moeder ziet het nog net gebeuren en keert zuchtend terug.
Een ander tafereel op de bank naast me, twintig meter verderop. Oma en opa, niet meer van de jongsten, hebben hun eigen stoeltjes bij. Van het soort die je ook op campings ziet. Vouwstoeltjes, heten ze, geloof ik. Oma houdt de hond vast, opa houdt de drie blonde kinderen in de gaten. Ze spelen in het zand met allerlei grote, wippende, bewegende tuigen. Het blondste meisje komt naar oma en opa gerend. Een jaar of vijf, schat ik. Hemels blond, bijna wit, betoverend mooi kind. Ze vraagt een zakdoek aan oma. Die geeft de leiband van de hond aan opa en ze haalt een pakje papieren tissues uit haar Longchamps-tas. Ze begint eraan te prutsen, ze heeft eerst haar bril nodig om het goed te kunnen zien. Het kind wordt ongeduldig. Oma vindt haar bril en prutst verder aan het nog nieuwe pakje zakdoeken. Ze gebruikt de rand van haar nagels om het open te krijgen, maar het lukt niet. Het mooie meisje neemt het over en laat aan haar oma zien dat er een lipje aan het pakje zit. "Gewoon trekken, en dan ritst alles open, oma !" Dat weet toch iedereen ?! "Ja hoor, natuurlijk. Ik was het even vergeten." "Natuurlijk !" En ze rent weer weg, naar de zandbak.
Op algemeen verzoek
Ik log meestal niet op verzoek. Nu wel. Naar het schijnt bent u, lezer, nieuwsgierig. Naar mij. En mijn leven. Ik kan het moeilijk geloven, but what the hell. Het gaat goed, overigens, met dat leven van me. Het bestaat voornamelijk uit pamperen, troosten, wiegen, voeden, spelen en lachen, en het is goed zo. Het is bij momenten heerlijk, bij andere momenten vooral vermoeiend. Frits is een grappig mannetje, ik ben er verzot op. Humor heeft altijd al goed gescoord bij mij. Ik hou van grappige mannetjes. Vandaar is liefje mijn liefje. Oh, mijn echtgenoot moet ik zeggen. Een jaar nu al. Zaterdag een jaar. Straf zeg, die eerste huwelijksverjaardag vieren met z'n drieën. Straf. Nooit gedacht. Wel fijn. Bijzonder fijn. Ik blijf me afvragen waar de donderwolk blijft. Een mens kan toch niet alleen maar roze wolken blijven tegenkomen?